Home

Displaying Category 'Recensie'

25 aug 2008
Posted by Menno, and filed under Muziek, Recensie

Met twee uiterst experimentele, maar succesvolle platen in zijn kielzog, voelde David Bowie zich begin 1979 nogal uitgebowie’d. Ook had zijn muziek de hitlijsten al twee jaar niet gehaald. Tijdens een pauze in de wereldtournee van 1978 nam hij opnieuw met Brian Eno en Toni Visconti een album op, dat bekend staat als de derde in de Berlin-trilogy. Vreemd, aangezien het ten eerste niet in Berlijn werd opgenomen en ten tweede een stijlbreuk is in vergelijking met Low en “Heroes”. Het werd een narratief album dat bekend staat als Bowie’s ‘reisplaat’. Deel 3 in de Berlin-trilogy reeks van Bowie: Lodger.

Het derde ‘Berlijn’-deel kreeg een aantal werktitels mee, voordat het in mei 1979 definitief als Lodger in de winkel lag, waaronder Planned Accidents en Despite Straight Lines, beide verwijzend naar Bowie’s nieuwste compositiemethode. Onder de muzikanten bevonden zich, naast vaste krachten Carlos Alomar (slaggitaar) en George Murray (bas), gitarist Andrew Belew van King Crimson. Opnames vonden plaats in Zwitserland en New York en ondanks het ontbreken van instrumentale nummers en gezien het feit dat er zelfs een aantal ‘hits’ op staan is Lodger verre van een commercieel album. Het is een experimentele en chaotische plaat met zeer diverse muziekstijlen en nummers die soms zelfs tegen het valse aan klinken en verzinken in een bak met herrie. Fameus voorbeeld hiervan is het nummer ‘Boys Keep Swinging’, waarop Bowie de bandleden van instrument liet wisselen. Ja, dat is vragen om wanorde.

Bowie in 1979Bowie in 1979

Het levert wel een bijzondere langspeler op met een geheel eigen geluid, maar zonde is het ook wel een beetje, aangezien er een aantal zeer mooie nummers op staan die ten onder gaan in de brei van de proef. De opnames van Lodger verliepen ook minder vlot dan de vorige albums. Tijdens de drie opnameweken werd duidelijk dat Bowie en Eno behoorlijk andere kanten op wilden met de nummers en muzikaal gezien niet meer op één lijn zaten. Zo heeft Eno in latere interviews ook laten weten dat hij van de drie Berlijn-albums het minst trots op Lodger is. Bandleden vertelden de media ook dat het duidelijk was dat ook Bowie’s hart niet volledig in dit album zat. Een ander veel gehoord kritiekpunt is dat de geluidskwaliteit van Lodger beneden peil is. Op nieuwe digitale uitgaven op CD valt het nog wel mee (al is het zeker hoorbaar), maar op vinyl klonk het dof zonder goed hoorbare hoge en lage tonen. Het tekort aan bezieling, dat er wél was bij Low en “Heroes”, is hier aansprakelijk.

Een trip
Toch is Lodger de moeite waard. Het is letterlijk en figuurlijk een trip die je meeneemt naar de meest obscure hoeken van onze en de muzikale wereld. Spontaniteit speelde een sleutelrol tijdens het opnameproces en dat heeft op het merendeel van het album een positieve invloed gehad. De nummers werden in twee, het liefst zelfs in één take opgenomen, zodat de fouten er gewoon in bleven. Over Planned Accidents gesproken.

De albumhoes weerspiegelt de inhoud van Lodger goed: verontrustend. Want wat is er nu eigenlijk op te zien? Bowie door Brian Duffy gefotografeerd met een ingedeukte neus op een lade in een mortuarium, armen en benen in een ongemakkelijke positie. En dit alles in de vorm van een ansichtkaart, namens ene ‘Lodger’ (in vier talen), geadresseerd aan David Bowie, p/a RCA Records te Londen. En wat heeft ‘ie in zijn in verband gewikkelde rechterhand?

Een aantal bronnen vermelden dat de pose een verwijzing is naar de vermoorde Che Guevara. Niet zo vreemd, aangezien de binnenkant van de vynil versie foto’s laat zien van Guevera’s lijk, tezamen met Andrea Mantegna’s schilderij ‘The Lamentation over the dead Christ’. Eén ding maakt de cover wel duidelijk: Bowie is op reis en stuurt dit album als kaartje. Lodger (huurder) gaat dan ook van Afrika naar Turkije en van Griekenland naar Rusland waar Bowie dan ook vol overgave over zingt. Niet voor niets vangt het album aan met ‘Fantastic Voyage’.


De binnenkant van de vynil cover van Lodger

Nummer voor nummer
Laten we de nummers één voor één behandelen. Te beginnen met de zwakste kant, Kant A.

Fantastic Voyage’ is een prachtige ballad (met Belew en Visconti op de mandoline) met een intrigerende tekst. Een verademing ook, na de donkere klanken van de twee voorgangers. Het is Bowie’s eerste “protestsong” sinds een lange tijd, waarin hij de dreiging van een (nucleaire) holocaust en de “depressie” van de leiders in de zeventiger jaren bezingt als een ouwe man die terugkijkt op betere tijden. ‘It’s a moving world, but that’s no reason to shoot some of those missiles’, zingt Bowie. En later op cynische toon: ‘We’ll get by. I suppose’. Grappig detail: ‘Fantastic Voyage’ heeft exact hetzelfde akkoordenschema als ‘Boys Keep Swinging’, nummer 8 op het album. En vergelijk ‘m ook eens met ‘Word On A Wing’ uit 1976. Hoor je de gelijkenis?

Nummer 2 neemt ons in een kleine drie minuten mee naar Afrika. ‘African Night Flight‘ is het meest vernieuwende nummer op de plaat. Bowie rapt notabene. Nou ja, hij praat heel snel. Op de achtergrond gaat Eno helemaal los en tovert een arsenaal aan jungle geluiden uit zijn synthesizer (‘cricket menace’ volgens de credits). Het nummer is gebaseerd op Bowie’s gesprekken met inboorlingen tijdens zijn reizen door Afrika, maar het is tevens een parodie op een gedicht van W.H. Auden, genaamd ‘Night Mail‘. Hoe het ook zij, ‘African Night Flight’ is een geinig niemendalletje, schijnbaar geïnspireerd door een achterstevoren gedraaide versie van Credence Clearwater Revival’s ‘Suzy Q’. Oh, en ‘Asanti habari, Asanti nabana’ betekent ‘Hello, Goodbye’. Mij doet dit nummer vrij weinig.

Anders is dat met de volgende track ‘Move On‘. Een sympathiek nummertje, wederom over reizen (‘I’m just a traveling man’), waarin Bowie straight-forward verklaart overal ter wereld te zijn geweest, maar dat zijn voorkeur uitgaat naar het Griekse eiland Cyprus: ‘Cyprus is my island when the going’s rough, I would love to find you, Somewhere in a place like that’.

Yassasin’ verplaatst het toneel naar Turkijke. ‘Turkish for Long Live’ prijkt achter de albumtrack op de CD-hoes. Bowie goes wereldmuziek. Inclusief Arabische melodie- en vioolpartijen en een Jamaicaanse reggaebeat. De tekst is wederom ongelaagd en verhaalt simpelweg over het goede leven en fijne mensen op het platteland.

Dan zetten we zeil naar ‘Red Sails’, nummer 5 op Lodger. Op alle fronten een nietszeggend nummer. Geeft Bowie ook toe: “I honestly don’t know what it’s about”. Het geluid is slecht, de tekst is volledig triviaal en de muziek is niet spannend, op het einde na, waar de sologitaar lekker los gaat in het typisch knetterende geluid dat de drie Berlijn-platen ze herkenbaar maakt.

Deel 2
Niet een heel bijzondere Kant A dus. Gelukkig wordt dat ruimschoots goedgemaakt met een ijzersterk tweede deel, waarop Bowie is uitgereisd en zich weer lijkt te concentreren op sterke songs. Vanaf nummer 6 op de CD begint het feest met ‘DJ’, misschien wel het beste nummer van Lodger. Prachtige violen, een lekkere riff en sterke lyrics over de DJ, een opkomend fenomeen eind jaren ’70. ‘I am a DJ, I am what I play’ zingt Bowie, gevolgd door ‘I’ve got believers believing me’ en twee grote smokken. Tarkan, eat your heart out! ‘DJ’ werd gereleased als single, maar zat te ingewikkeld in elkaar om aan te slaan bij het grote publiek. De bijbehorende videoclip van David Mallet is prachtig.


De videoclip van DJ

Het volgende nummer, ‘Look Back In Anger’, kreeg ook een videoclip, waarin Bowie de schilder te zien is. Op zijn doek is de “Angel of Death” te zien, waar het nummer ook over handelt. De clip is geïnspireerd op Oscar Wilde’s The Picture of Dorian Gray, terwijl de titel refereert naar John Osborne’s toneelstuk Look Back in Anger. Maar de ware Bowie fan leest meer in de titel.


De videoclip van Look Back In Anger

Next up is de laatste single van Lodger, ‘Boys Keep Swinging’. Het werd een grote hit, al haalde het slechts nummer 7 in de Britse hitlijst. Zoals gezegd heeft ‘Boys Keep Swinging’ exact hetzelfde akkoordenschema als ‘Fantastic Voyage’ en liet Bowie, bij wijze van experiment, de bandleden van instrument wisselen, wat een rauwe garagerock-achtige sound opleverde. Het nummer, met teksten als ‘When you’re a boy, you can wear a uniform. When you’re a boy, other boys check you out’ en ‘Boys always work it out’, doet denken aan ‘In The Navy’ van The Village People en schurkt tegen het homo-erotische aan. En dan heb ik het nog niet eens over de videoclip, waarin Bowie tot drie maal toe in volledige drag verschijnt. Een unieke vertolking van dit nummer geeft Bowie, wederom in mantelpakje, tijdens ‘Saturday Night Live’ later dat jaar.


De videoclip van Boys Keep Swinging

Het een-na-laatste nummer op Lodger is een sterk nummer, dat het onderwerp ‘wife-beating’ behandeld. In ‘Repetition’ vertelt Bowie met een monotone stem het verhaal van Johnny, een grote gast, die nogal gefrustreerd is, want ‘he could have had a Cadillac If the school had taught him right’. En erger nog: ‘He could have married Anne with the blue silk blouse’. In plaats daarvan zit hij opgescheept met een vrouw die niet eens kan koken. Johhny zegt: ‘What’s the good of me working when you can’t damn cook?’. En dus slaat hij haar. Op de maat van de muziek, die repetitief voortdreunt. Een prachtzin is: ‘I guess the bruises won’t show if she wears long sleeves. But the space in her eyes shows through’. Eén van de meest ondergewaardeerde nummers van Bowie.

Lodger sluit af met ‘Red Money‘, waarvan de melodie een kopie is van Iggy Pop’s ‘Sister Midnight’, van diens album ‘The Idiot’ (geproduceerd door Bowie). De lyrics gaan over verantwoordelijkheid. Geinig detail is dat een van de laatste woorden in de tekst zijn: ‘Project cancelled’, wat kan duiden op het einde van de samenwerking tussen Eno en Bowie.


Bowie in Saturday Night Live in 1979

En zo is Lodger alweer voorbij, zo snel als het begon. In 35 minuten heeft Bowie je over wereld laten reizen en de laatste stuiptrekkingen van een zeer vruchtbare samenwerking tussen twee intellectuele muzikanten laten horen. Het zou 16 jaar duren voor Eno en Bowie weer samen een album zouden opnemen. In 1995 verscheen 1. Outside, naar verluid ook weer het eerste deel van een reeks (meerdere bronnen maken melding van vijf delen). Maar na Lodger was de koek op. Drie albums op een rij die bekend werden als de Berlin-trilogy, waarvan de chronologische volgorde mijns inziens overeenkomt met de kwaliteit.

Na Lodger
Lodger, gesteund door een drietal singles en videoclips, Bowie’s grote naam en de goed ontvangen albums Low en “Heroes”, werd niet geheel positief ontvangen door de critici en fans. Het algemene gevoel was dat het een beetje een verzamelbak was van ‘leftovers’ van Bowie en Eno. Het feit dat deze 10 tracks geselecteerd waren uit 22 nummers hielp ook niet echt.  Rolling Stone Magazine noemde het een voetnoot van “Heroes”.  Toch haalde Lodger nummer 4 in de Britse en nummer 20 in de Amerikaanse albumlijsten en promootte Bowie het album volop.

Bowie zou nog één meesterlijk album maken, Scary Monsters, om daarna af te zakken in de afschuwelijke jaren ’80 en een decennium lang gedrochten als Let’s Dance, Tonight en Never Let Me Down te produceren. Maar meer over Bowie in de jaren ’80 op mijn eigen MennoBlog.

Hiermee eindigt mijn driedelige analyse van Bowie’s klassieke Berlin-trilogy op Eeuwig Weekend. Wie weet pak ik later nog eens uit met andere parels uit het rijke oeuvre van de man (denk aan Hunky Dory, Aladdin Sane, Station to Station of Heathen), maar voor nu raad ik je aan de albums Low, “Heroes” en Lodger te (her)beluisteren. Zoals je kon lezen zijn ze meer dan de moeite waard.

Voor het overzicht, mijn besprekingen van de trilogie:
Deel 1: Low (1977)
Deel 2: “Heroes” (1977)
Deel 3: Lodger (1979)

7 aug 2008
Posted by Menno, and filed under Muziek, Persoonlijk, Recensie

‘We can be heroes. Just for one day’. Deze zin, afkomstig van David Bowie’s single “Heroes” , ken je ongetwijfeld. Maar ken je het album ook? Of is dit weer, net als z’n voorganger Low, zo’n moeilijke Bowie-plaat die je wel in huis hebt, maar amper beluistert? Niet doen! Okee, “Heroes” is wederom niet vrolijkmakend, maar wat is het een intrigerend tijdsdocument en wat staan er weer een aantal exorbitant mooie nummers op. Deel 2 van 3 in de Berlin-trilogy reeks van Bowie: “Heroes”.

Waarom “Heroes” de moeite van het luisteren waard is? Het is Bowie op een Koto in een Japanse mostuin. Het is Bowie tetterend op een saxofoon alsof zijn leven er van af hangt. Het is Bowie die weer zin krijgt in muziek maken. Het was en is ontzettend invloedrijke plaat en bevat het nummer ‘”Heroes”‘, dat net als Queen’s ‘We are the Champions’ een iconisch lijflied is geworden. “Heroes” is een kolos onder de popalbums.

Low deel 2
Omdat de releasedatum van Low vertraagd was, volgde “Heroes” al snel. Beide platen kwamen uit in 1977. Het album kan gezien worden als Low deel 2: het werd grotendeels met dezelfde groep muzikanten opgenomen, wederom geproduceerd door Tony Visconti en uiteraard weer onder auspiciën van verstrooide popprofessor Brian Eno. Gitarist Robert Fripp speelde in razend tempo (1 dag!) een aantal gitaarpartijen in die zo ontzettend bepalend zijn voor de sound van het album. De locatie, de Hansa Studios in Berlijn lag op steenworpafstand van de Muur en een wachttoren met bewapende soldaten. Iets wat zeker invloed had op de stemming en sfeer van het album. De meeste nummers werden in één take opgenomen en in totaal stond het hele album binnen één maand op tape. Zo gaat dat vaak met meesterwerken.


Bowie met snor, Visconti en assistent Edu Meyer in de Hansa Studios. Foto: Barbara Meyer

Helden
De cover-art, gefotografeerd door de Japanner Masayoshi Sukita, laat een verontrustend kijkende Bowie zien in een artistieke pose, gebaseerd op de schilderijen Ein Junger en Roquairol van de Duitse expressionistische schilder Erich Heckel (1883-1970). Niet geheel ontoevallig is de coverfoto van Iggy Pop’s The Idiot (1977, geproduceerd door Bowie) op dezelfde schilderijen gebaseerd.


Heckel’s Ein Junger en Roquairol

Het album “Heroes” (met ironisch bedoelde aanhalingstekens) kwam in oktober uit, nadat Bowie de opnames van Iggy Pop’s Lust for Life en diens tournee (waarbij Bowie als pianist in de band zat) had afgerond. “Heroes” werd gelanceerd met de slogan ‘There’s Old Wave, there’s New Wave and there’s David Bowie’, was een tikkie optimistischer dan Low en had ondanks de deprimerende opname-omgeving en thematiek een opbeurender karakter. Ook is Bowie meer te horen dan op de voorganger en bevat de plaat zelfs een lyricssheet als bijlage, iets wat de man, onzeker over zijn eigen schrijven, sinds Aladdin Sane (1973) niet meer aandurfde. En ook al was Bowie van zijn coke verslaving aan het afkicken, de drank werd des te gretiger naar binnen gegoten (‘And I, I’ll drink all the time’).

Nummer voor nummer
Net als Low bestaat ook “Heroes” uit twee delen. Op kant A (nummers 1 t/m 5) is Bowie op zang te horen en zijn de nummers een stuk toegankelijker, soms zelfs poppie. Kant B (nummers 6 t/m 10) daarentegen is instrumentaal en zware kost, op het nummer ‘The Secret Life of Arabia’ na, dat zelfs in zijn geheel misstaat op “Heroes”.

Kant A
“Heroes”
vangt aan met ‘Beauty and the Beast‘. Ja, die van het sprookje. Het rauwe nummer introduceert een Bowie die weer een andere stem lijkt te hebben dan op alle voorgaande albums. Laag met zo nu en dan een flinke uithaal: ‘You can’t say no to the Beauty and the Beast!’. Deze opener is vrij donker en zet de toon voor de rest van het album. De repetitieve melodielijn werkt bijna hypnotiserend en de teksten zijn biografisch: ‘I wanted to believe me, I wanted to be good’. Over de goede (beauty) en slechte (beast) kant in zichzelf. De toon is gezet.

Joe the Lion‘ is het volgende nummer. Hier zingt Bowie over Chris Burden. Een Amerikaanse performance artiest, die het begrip ‘kunst’ nogal ver liet gaan. Zo liet hij zich boven een zwembad hangen met twee elektroden in zijn hand, liet hij zich in een zak op een snelweg leggen en zelfs aan een Volkswagen nagelen (‘Nail me to your car and I’ll tell you who you are”). De lyrics zinspelen naar een droomtoestand, waarmee Bowie lijkt te zeggen dat Berlijn van de jaren ’70 een droomwereld is geworden waar types als Joe the Lion goed gedijen. Bowie klinkt kwetsbaar en laat tegelijkertijd een van zijn meest aanstekelijke zangpartijen horen.

En dan komt hét nummer. De titelsong en een monsterhit van jewelste voor Bowie: “Heroes”. Ook weer met een knipoog naar de droomwereld (‘You can be like your dreams tonight!’) en onsterfelijk gemaakt door het briljante kippenvel oproepende gitaarspel van Robbert Fripp. Het nummer zou geïnspireerd zijn door twee jonge geliefden die afspraken bij de Muur, gade geslagen door Bowie. ‘I can remember/Standing, by the wall/And the guns, shot above our heads/And we kissed, as though nothing could fall’. Sommige bronnen vermelden dat een van de geliefden producent Visconti was die daar stond te zoenen, maar dat dit incident op zijn verzoek werd stilgehouden omdat hij destijds getrouwd was. Hoe het ook zij, “Heroes” blijft een dijk van een nummer met een breekbare en gepassioneerde Bowie die zijn zangpartij in drie verschillende microfoons inzong. De eerste stond vlak voor hem, de tweede op 10 meter en de derde op 20 meter afstand. In het begin als Bowie rustig zingt doet de eerste microfoon zijn werk en als hij zijn stem verheft springt de tweede open. Gaat hij helemaal los, dan springt de derde microfoon open en moet Bowie zijn longen uit zijn lijf schreeuwen. Je hoort dan ook een behoorlijke galm op dit moment. Overigens is de tekst ‘I wish I could swim’ oprecht. Bowie kon op dat moment echt niet zwemmen.

Vervolgens krijgen we de ballad ‘Sons of the Silent Age‘ voor onze kiezen. Andere koek. In dit nummer verhaalt een ijzersterk zingende Bowie in een behoorlijk donker en somber klinkende compositie, begeleid door een dreigende sax over een andere tijd. Een tijd waar mensen als ongeschoolde zombies leven (‘blank looks and no books’) en hun tijd uitzitten (‘They don’t walk, they just glide in and out of life/They never die, they just go to sleep one day’). Een prachtnummer.

Het laatste nummer van Kant A is interessant. ‘Blackout‘ gaat over Bowie’s drugverslaving en de gevolgen daarvan (waaronder een black out in 1976) en de gebeurtenissen in zijn privéleven: ‘Get me to a doctor’s I’ve been told/Someone’s back in town the chips are down’. Waar die ‘someone’ zijn vervelende ex-vrouw Angie betreft. ‘Get me some protection!’, zingt hij later. ‘Blackout’ is chaotisch van opzet, met zijn breaks, snerpende synthesizers en achtergrondlawaai.

Kant B
En dat was het moment waarop men vroeger de plaat omdraaide, om aan de donkere kant B te beginnen. Tegenwoordig beuken we gelijk door naar ‘V-2 Schneider‘, een instrumentale track, die nog niet eens zo somber is. Een typisch Bowie-beïnvloed-door-Eno, dat op zijn beurt weer flink refereert aan Kraftwerk. Florian Schneider was de toetsenist en zanger van deze Duitse electroband, waarvan de invloeden reeds eerder op Low waren te horen. Uiteraard slaat de V2 in de titel op de V2 raketbom die Hitler afvuurde op de geallieerden in de laatste dagen van WOII. Bowie vangt in ‘V-2 Schneider’ te laat aan met de saxofoonpartij. Een foutje dat hij erin heeft gelaten.

Het volgende nummer, ‘Sense of Doubt‘ is Bowie’s ‘darkest hour’. Nog zwaarder dan de zwaarste nummers op Low. Als je begint aan dit nummer moet je niet te depressief zijn, want je schiet er in door. Dit is Berlijn op z’n treurigst. Vier lage tonen op de piano vormen de basis voor deze claustrofobische trip. Het enige lichtpuntje is de ruis van de zee op de achtergrond. Daar wil je heen! Weg uit deze hel.
In 1977 is er een uniek videoclipje geschoten van Bowie aan het werk aan ‘Sense of Doubt’ in de Hansa Studios (let vooral niet op de Italiaan die erdoorheen tettert):

Gelukkig gaat het nummer na een kleine vier minuten naadloos over in een ietwat luchtiger stukje muziek. ‘Moss Garden‘ neemt ons mee naar het land van de rijzende zon. Nu geen Bowie op een naargeestige sax, maar op een sfeervolle koto. Tijd lijkt stil te staan in dit nummer en als je je ogen sluit waan je je in een bloem- en mosrijke Japanse tuin. Jammer van die blaffende hond op de achtergrond.

Maar het is weer snel gedaan met de rust als Bowie de saxofoon weer ter hand neemt in ‘Neuköln’. Deze verontrustende track, vernoemd naar de zuidoostelijke buurt van Berlijn, voornamelijk bewoond door (Turkse) immigranten, stemt niet vrolijk. De saxofoon wordt bijna vals bespeeld en klinkt tegen het einde, als de begeleiding wegvalt, als een stoomhoorn van een in nood verkerend schip in de mist.

En hiermee is het alweer gedaan met het instrumentale gedeelte. Rest nog één nummer op “Heroes”, de outsider ‘The Secret Life of Arabia‘. Van Duitsland, via Japan, naar het midden-oosten. Een lichtvoetig, poppie nummer dat er eigenlijk niet toe doet. Beetje nietszeggend. En toch wordt het door velen als het beste nummer van de plaat bestempeld. Bowie bezingt het leven (weer) als een film: ‘You must see the movie the sand in my eyes/I walk through a desert song when the heroine dies’. Wel een erg lekker basloopje, dat vaag doet denken aan ‘Hit me with your Rhytm Stick‘ van Ian Dury.

In tegenstelling tot Low, laat Bowie je met ‘The Secret Life of Arabia’ niet beduusd achter, maar opgebeurd. Alsof het beter lijkt te gaan met hem, nu hij twee platen in Berlijn heeft opgenomen en is bekomen van de drukte, het succes en de wilde jaren. Feit is dat Bowie deze plaat wél ging promoten, door op te treden in de tv-show ‘Marc’ van vriend Marc Bolan en zelfs een kerstduet opnam met Bing Crosby.

Mooie plaat, met ‘”Heroes”‘ als absolute hit. Inmiddels heeft dit nummer bijna patriottische waarde gekregen, toen Bowie het op 20 oktober 2001 live ten gehore bracht op het 9/11 memorial concert en steun bood aan een verslagen natie:

“Heroes” van Bowie. Wat een held. Wéér een meesterwerkje afgeleverd. De trilogie werd twee jaar later afgerond met Lodger, welke in tegenstelling tot de eerste twee albums, geen instrumentale tracks bevat. Het is wel het album met de meeste hits: ‘DJ’, ‘Look Back in Anger’ en ‘Boys Keep Swinging’. Veel nummers van Low en “Heroes” werden opgenomen in de setlist van de tournee in 1978 en kwamen in september van dat jaar uit op de kwalitatief zeer goeie live-plaat Stage.

Voor het overzicht, mijn besprekingen van de trilogie:
Deel 1: Low (1977)
Deel 2: “Heroes” (1977)
Deel 3: Lodger (1979)

29 jul 2008
Posted by Menno, and filed under Muziek, Persoonlijk, Recensie

Het moge geen geheim wezen. Ik ben een groot fan van David Bowie. Ik schreef reeds (digitale) pagina’s vol met argumenten waarom de man en zijn muziek me zo intrigeren. Mocht het je interesseren, klik eens op de categorie Bowie op mijn eigen blog. Daar schreef ik ook een uitgebreide analyse over een album van de man uit 1977, Low. In mijn ogen één van Bowie’s beste, zo niet beste plaat. Voor Eeuwig Weekend wil ik ook het tweede en derde deel van de zgn. ‘Berlin-trilogy’, waarvan Low de eerste was, bespreken.
Deel 1 van 3: Low.

Low is niet dat vage experimentele album dat je als liefhebber van Bowie koopt, maar nooit speelt, maar een prachtalbum met 11 uitstekend doordachte arrangementen. Kort door de bocht is het een album uit 1977 dat zijn tijd ver vooruit was. Destijds was het behoorlijk experimenteel en het presenteerde een nieuwe Bowie aan het publiek. Het is het eerste album sinds eind jaren ’60 waarop Bowie geen typetje speelt. Wie zien en horen geen Ziggy Stardust, Aladdin Sane, Halloween Jack of Thin White Duke. Nee, dit is David Bowie. Iemand die genoeg had van succes, mensen, huwelijk, drugs en vooral Amerika. Hij besloot zich terug te trekken en verhuisde naar West-Berlijn. Hier kon hij in alle rust, samen met vriend en bondgenoot Iggy Pop, afkicken van zijn coke- en alcoholverslaving. Echter, stilzitten is niets voor Bowie (de man heeft tussen 1969 tot 1977 10 solo-albums gemaakt, geproduceerd voor o.a. Iggy Pop en Lou Reed, nummers geschreven voor anderen (waaronder Mott the Hoople), geacteerd in film en op toneel en was bijna non-stop op tournee. Dus waarom nu ineens rustig aan doen?

Bowie dook de studio (de ‘Hansa by the Wall’ studio) weer in om met zijn vaste producent Tony Visconti en niemand minder dan verstrooide popprofessor en muziek-kunstenaar Brian Eno, aan nieuwe nummers te werken. Het aantrekken van Eno was een meesterlijke stap. Eno, die in 1973 uit de succesvolle glamourband Roxy Music stapte, ontwikkelde zichzelf tot meester in de zgn. ‘minimal music’ (herhaling, tonen aanhouden en consonantie), wat resulteerde in instrumentale ambient-achtige muziek. Vage shit dus.
Eno is een essentiële factor in Bowie’s carrière na 1976. Samen maakten ze in totaal vier albums, waaronder de ‘Berlin-trilogy’ Low (1977), “Heroes” (1977) en Lodger (1979). Pas in 1995 kwam het stel weer samen om 1.Outside te maken. Maar de Berlijnse albums zijn heuse klassiekers en worden stuk voor stuk als meesterwerk beschouwd. Ik ben het er mee eens, hoewel ze verschillen in kwaliteit. Mijn inziens is Low de winnaar en één van Bowie’s allerbeste albums.


V.l.nr. Eno, Visconti en Bowie

Zoals gezegd kwam Bowie naar Berlijn om op adem te komen. Zijn productiviteit en het succes was enorm en daarbij had hij net het filmen van de film The man who fell to Earth (1976) afgerond. Een SF-film van regisseur Nicolas Roeg (Don’t Look Now), waarin Bowie een alien speelt die op aarde komt om zijn planeet te redden. Je moet er van houden, maar de film was redelijk succesvol en wordt door sommigen zelfs als een ware cultklassieker beschouwd. Bowie zelf was ook niet ontevreden, getuige het feit dat op de covers van zijn albums Station to Station (1976) en Low beiden foto’s uit The man who fell to Earth prijken.


Bowie op de set van ‘The man who fell to Earth’,
gefotografeerd door Steve Schapiro

Low bestaat uit twee delen. Logisch, want langspeelplaten hadden een kant A en een kant B. Bowie maakte hier gebruik van en verdeelde Low in een kant ‘vrolijk’ en een kant ‘depressief’. Bindende factor is de experimentele muziek. Alles wat je niét van Bowie verwacht, staat op Low. Behoorlijk geïnspireerd door Duitse Krautrockers als Neu!, Cluster maar vooral Kraftwerk, staan op Low veel vreemde geluiden, synthesizers, samples, loops, herhalingen en vervormingen. Een eerste luistersessie kan je niet anders doen concluderen dan: ‘WTF? Wat is dit? Waar gaat dit heen?’, wat dan ook gebeurde toen het album uitkwam. Ik stel voor dat je het album koopt, download of leent en deze opzet terwijl je onderstaande tekst leest. Laat het op je af komen. Er gaat een wereld voor je open!

Bowie zingt wel op Low, maar sporadisch. Het hele album bevat 11 nummers en Bowie’s stem is op slechts vijf nummers te horen. Ik zeg bewust stem, want waar Bowie wél zingt is het vaak een korte opsomming van woorden. Uiteraard klinkt zijn stem vertrouwd en immer als de goede zanger die hij is, maar op Low draait het vooral om de muziek. Zoals gezegd is Kant A (nummers 1 t/m 7) wat vrolijker gestemd dan Kant B. Het eerste deel is dan ook het gezongen deel, behalve de opener, Speed of Life, dat instrumentaal is. Hier hoor je gelijk de nieuwe Bowie. Iemand die lol heeft in muziek maken en allerlei nieuws probeert. Speed of Life lijkt eeuwig te duren (ook al duurt het 2 minuten en 45 seconden) en je ziet de muzikanten breed lachend hun ding doen. De snairdrum klinkt vet en vervormd, een typisch geluid voor Low, en de synthesizer staat op het hoogste volume. Lekker.
Nummer 2 is, zoals gezegd, gezongen. Breaking Glass vertelt het verhaal van iemand die iets op het tapijt heeft geschreven. Maar wat in godesnaam? En wie is deze ‘wonderful person’ tegen wie hij het heeft? Hij of zij heeft in ieder geval ‘problems’. Zeer waarschijnlijk heeft Bowie het hier over zijn vrouw Angie (ja, die van de Rolling Stones), met wie hij snel zou scheiden. Breaking Glass eindigt alweer als je er net lekker inzit.
Er volgen nog 4 gezongen nummers. What in the World is weer zo’n snel nummer waarin Bowie vertelt over een ‘little girl with grey eyes’. Een geweldig nummer dat vooral live als een trein loopt. Iggy Pop zingt ook nog een beetje mee.
Sound and Vision, nummer 4 op Low, werd de hit van het verder geenszins commerciële album. In Nederland haalde het zelfs de tweede plaats. Het is dan ook een sympathiek en catchy deuntje met een lekkere meezingtekst, dat bijna op een kinderliedje lijkt. Uiteraard is de tekst weer zo cryptisch als het maar kan, hoewel er wel degelijk een boodschap uit te halen is.
Always Crashing in the Same Car is nog zo’n popliedje en is te vertalen als Bowie die aan het biechten is. Zelf noemde hij het ‘self-pitying crap’, waarin hij verhaalt hoe moeilijk het is om een relatie te onderhouden en normaal je leven te leiden. Een erg mooi liedje.
Be My Wife, verhult op het eerste gezicht heel weinig. Het is een onschuldig liefdesliedje. Echter, het is wel cru als je bedenkt dat Bowie destijds nog gewoon getrouwd was met Angie Bowie.
En dan het laatste nummer van kant A, het veelzeggende A New Career in A New Town. Bijna drie minuten lang horen we een optimistisch deuntje, compleet met de inmiddels bekende vette snairdrum, groovy gitaartje, synthesizers en een fascinerende mondharmonica. Maar ook zonder Bowie’s zang. En de luisteraar van Low denkt nu “best een leuk album. Beetje raar, maar het gaat prima”.

De videoclip van Be My Wife

En dan zullen we het krijgen. Kant B. Het grauwe Berlijn van de jaren ’70, David Bowie goes Kraftwerk en Brian Eno die eindelijk écht zijn ding kan doen. Nee, dit zijn geen onschuldige popliedjes. Stemmingmakers zijn het wel. Het begint met Warszawa. Een lang nummer (6 minuut 17) dat filmisch aandoet. Sterker: het doet me nog altijd denken aan de instrumentale nummers op de soundtrack van Labyrinth (1986, Jim Henson), ook met Bowie. Warszawa gaat over Bowie’s trip naar het Poolse Warschau en de indruk die de stad op hem maakte. Het is een emotioneel stuk geworden dat bijna religieus aandoet. Ik heb echter gelogen toen ik zei dat kant B zonder Bowie’s zang is; in Warszawa wordt wel degelijk gezongen. Na een minuut of 4 doemt er ineens een mannenkoor op met Bowie als lead. Maar wat hij zingt is onverstaanbaar. Waarschijnlijk is het een fantasietaal, vermengt met Pools en zelfs wat Bosnische invloeden.
Het tweede nummer van Kant B oftewel nummer 9 op de cd is Art Decade. Weer zo’n poëtisch melodielijntje dat zo uit een film kan komen. Art Decade gaat, liet Bowie later weten, over het West-Berlijn van de 1977, een stad die is afgesneden van de rest van de wereld, vooral op het vlak van kunst en cultuur, vandaar de titel.

En als we het dan toch over Berlijn hebben, kun je natuurlijk de muur niet negeren. Bowie zou er later uitgebreid over uitweiden op het album én het nummer “Heroes”, maar op Low uit zich dit vooral in de vorm van Weeping Wall. Geheel geschreven, gecomponeerd en ingespeeld door Bowie (zonder Eno). Het is een chaotische aaneenschakeling van piano’s, vibrafoons, xylofoons, synthesizers en een krijsende gitaar. Het geheel wordt gestuwd door een constante snelle toon. Componist Philip Glass was zwaar onder de indruk van dit stuk. Dan weet je wel een beetje wat je kunt verwachten.
Het volgende nummer was aanvankelijk geschreven voor de soundtrack van The man who fell to Earth, maar haalde het niet. Net als de film gaat het in Subterraneans over isolatie en het verliezen van je identiteit. Het is na Warszawa het langste nummer van Low. Bowie humt en zingt ook hier wat onverstaanbare melodielijntjes (hij zingt “share bride failing star”, maar daar wordt je ook niet wijzer van) en tettert wat op een bijna valse saxofoon. Een ontzettend deprimerend stuk muziek dat op een de een of andere manier uitstekend past bij het beeld van Berlijn en diens muur.

En dan laat Bowie je achter met stilte. Met de depressieve deunen van Subterraneans nog in je hoofd. Dat was Low. En zo voel je je ook: low. Snel kant A opzetten stemt je wellicht weer wat optimistischer.
Low werd uitgebracht op 14 januari 1977. Een ‘killing’ tijd voor muziekalbums, zo na de feestdagen. Geen onbewuste keuze van platenmaatschappij RCA, want Low was geen commerciële plaat. Dit was niet de hippiemuziek van Hunky Dory, geen glamrock van Ziggy Stardust, geen plastic soul van Young Americans. Dit was een Bowie die gek was geworden! Een Bowie die low-profile in Berlijn ging wonen en in een studio ging zitten pielen. En waar was de zang? En zo werd het album compleet afgemaakt door de journalisten en ook het publiek trok het niet. En dat terwijl Bowie met ‘Sound and Vision’ toch een hele grote hit scoorde in de hitlijsten die werden gedomineerd door The Sex Pistols en The Muppets. Later werd Low steeds meer gewaardeerd en nu wordt het beschouwd als een van Bowie’s belangrijkste albums en een grote inspiratiebron voor vele artiesten. Het is verbazingwekkend hoeveel aspecten van Low in de mainstream terecht kwamen. Zaken die nu als vanzelfsprekend beschouwd worden, vinden hun oorsprong in albums als Low. Denk aan de voortdurende en aanwezige drum, bijna vals klinkende gitaren, gevoelige en emotieloze zangpartijen.

Een meesterwerk.

Voor het overzicht, mijn besprekingen van de trilogie:
Deel 1: Low (1977)
Deel 2: “Heroes” (1977)
Deel 3: Lodger (1979)

xfactor
xfactor
 
xfactor
Dit is de webstek van Menno Kooistra. Alles wat zich binnen de digitale muren van Mennomail.nl afspeelt is beveiligd door deze jongen: ©.